DRACHTEN - Zaterdagochtend, 11.30 uur. Ik fluit de E3 van onze club. De wedstrijd is tot nu toe prima verlopen, het staat 2-5 voor de tegenstander en de wedstrijd kabbelt naar het einde. Vermoed ik.
Vlak voor tijd maakt zet een spelertje van de thuisclub een sliding te laat in. Hij raakt zijn tegenstander pijnlijk. Die zet nog twee stappen, maar gaat daarna kermend neer.
Ik fluit voor een vrije trap, sta verzorging toe, roep het spelertje van de thuisclub bij me, spreek deze vaderlijk toe en laat hem een handje geven. Niets aan de hand, dacht ik. “Dat zijn toch geen slidings meer”, wordt er van de kant geroepen door een van de ouders. Tja. Je kunt erover discussiëren of je slidings moet toestaan bij de E- en F-pupillen, maar daarvoor is het nu het moment niet. Waar ik wel van overtuigd ben: spelers van 10, 11 jaar zijn eerder onhandig dan gemeen. Natuurlijk moet je optreden als scheidsrechter, maar ik vind dat ik hier genoeg heb gedaan. Ik gebaar dus naar de ouder: “niet doen, mondje dicht”.
Enkele minuten later opnieuw een overtreding van een speler van de thuisclub., weer een vrije trap. En ook nu weer commentaar van de zijlijn: “treed dan ook op”. Dat had ik al gedaan dacht ik –ik ben een scheidsrechter die veel praat tegen de pupillen- maar goed. De lol is er voor mij wel vanaf. Voor de spelers ook merk ik, want die hebben hun oren ook niet in de zak. Precies in de laatste minuut blaas ik voor het einde van de wedstrijd.
Maar commentaar van de zijlijn accepteer ik niet, zeker niet bij pupillenvoetbal. De luidruchtige vader wil weglopen, maar ik roep hem terug: “jammer dat je mijn manier van fluiten niet waardeert, maar één ding moet duidelijk zijn: je houdt je mond tijdens de wedstrijd. De spelertjes zitten in hun spel, ik zit in mijn concentratie, daarin maak ik fouten, maar daarover hebben we het dan later wel. Ok?” Het was niet zo’n gelukkige keuze om dit te doen vrees ik. Er bemoeien zich meer ouders van de tegenpartij mee. “Die jongen stond na die overtreding gewoon te lachen”. Niet gezien, maar dat kan. Ik probeer de mensen te vertellen dat sommige jeugdspelertjes zich vaak een beetje ongemakkelijk voelen als ze een overtreding hebben gemaakt, en dan een beetje schaapachtig lachen. Ik word niet begrepen. De discussie gaat door, als er mensen zich mee bemoeien die het voor mij opnemen. Ik loop weg. We moeten ook nog penalty’s nemen.
Ik zie het plezier bij de spelers, ook bij de verliezende partij. Want zo’n penalty wil je er ook in schieten natuurlijk. Spelers zijn het hele gedoe met bemoeizuchtige ouders gelukkig ook al kwijt. Zo zie je maar: de spelers zijn het probleem niet, maar sommige ouders. Na de wedstrijd geven spelers, leiders en scheidsrechter elkaar een hand. Sommige ouders zie ik nog door discussiëren over spelertjes die ongewenst gedrag zouden hebben vertoond. Ik laat het maar voor wat het is en vul de uitslag in: 2-5, de tegenstander was ook gewoon beter en heeft het prima gedaan na een 1-0 achterstand. Einde verhaal. 2-5.
Zelfde uitslag als de wedstrijd Den Hoorn E5-Haaglandia E4. Toeschouwers moesten daar een man overmeesteren die de scheidsrechter met een mes te lijf ging. Tja. Kinderen zijn echt het probleem niet, zei ik al. Het zijn de volwassenen.
Conrad Berghoef
Noot redactie:
Onlangs heeft Drachtster Boys een welkomstbord onthuld.
Een zinsnede uit dat artikel: En als scheidsrechter spreek ik er ook genoeg mensen op aan. Wie weet stuur ik er nu eens een keertje langs het bord, als maatregel”.
Volgende keer dus er ook echt maar langs sturen!